In de Rotterdamse wijk Bospolder-Tussendijken leeft een op de drie inwoners onder de armoedegrens. Maar terwijl de coronacrisis de problemen verergert, zitten ze hier niet bij de pakken neer. Vanuit weggeefwinkel Yess! voorzien tientallen vrijwilligers hun buurtgenoten van voedsel.
Het is een druilerige en gure dag als vrijwilligers Jade, Rebecca en Mita om 8.30 uur weggeefwinkel Yess! binnenstappen. Gisteren heeft een onbekende weldoener een partij voedsel en speelgoed bezorgd – de bananendozen staan opgestapeld tot het plafond. Aan de vrouwen de schone taak weer het overzicht te krijgen: pasta bij de pasta, soep bij de soep, flessen wijn apart op tafel.
Het nieuws gaat als een lopend vuurtje door de wijk. Al snel staan een aantal mensen met hun neus tegen de met plastic beplakte ramen en gluren ze naar binnen. “Nee, we zijn nog niet open!” buldert Jade, zodat ze het ook buiten kunnen horen. “Ik gluur toch ook niet in jouw huis?!” De pottenkijkers maken zich uit de voeten. Jade schudt haar hoofd terwijl ze zich weer omdraait naar de stapels dozen. “Véél te vrijpostig,” mompelt ze.
Mevrouw Rijst
De vrouwen wonen alle drie in Bospolder-Tussendijken, BoTu in de volksmond. Hoewel ze het zelf ook niet breed hebben, zetten ze zich graag in voor hun wijkgenoten. Jade heeft duidelijk de leiding in de weggeefwinkel en vertelt de andere vrijwilligers waarmee ze aan de slag kunnen – het ene moment in het Nederlands, dan weer in het Papiaments. Mita begint met dweilen in de koffieruimte, met uitzicht op de straat. Rebecca blijft in het souterrain en schrijft de inmiddels geordende producten stuk voor stuk uit op een A4’tje.
Van alleen maar thuis zitten wordt niemand beter
Dan klopt er iemand op het raam, dat vanwege de coronamaatregelen dient als een loket. Rebecca zwiept het raam open: “Nee mevrouw, ik heb nu alleen brood voor u. De andere producten bewaren we voor later.” Terwijl ze het raam weer dichtdoet, rolt ze geamuseerd met haar ogen. “Dat was ‘mevrouw Rijst’. Zo noemen we haar, omdat ze altijd rijst wil. Maar in de ochtend delen we alleen brood uit. ’s Middags geven we soms speciale producten zoals rijst, fruit en groente.” Ze glimlacht: “Dat neemt niet iedereen ons in dank af. Als ze zien dat hier bananendozen vol producten staan, vinden ze dat ze er recht op hebben.” Jade vult aan: “Als ze beginnen te schelden, krijgen ze twee weken niks.”
‘Ik schrok me rot’
Even later wandelt initiatiefnemer Nico van Splunter het souterrain binnen. Hij heeft net een zoommeeting gehad met een basisschool die vanaf 2021 elke dag een ontbijt zal ontvangen van de weggeefwinkel. “Door armoede gaan veel kinderen zonder ontbijt naar school,” legt hij uit. “We hebben alleen nog geen sponsors voor de broodjes. Dus als een bakker dit leest, is hij van harte welkom om hier zijn brood te brengen!”
Nico begon vlak voor de coronapandemie als PKN-kerkpionier in BoTu, maar heeft inmiddels een enorm netwerk opgebouwd van welzijnsorganisaties en ondernemers. Zo meteen heeft hij weer een belafspraak met een appelboer uit Brabant. Maar nu heeft hij even tijd voor een koffiepauze. Hij kijkt naar buiten: “Dit is een van de armste wijken in Nederland. Uit cijfers van het armoedeplatform in Rotterdam blijkt dat de coronacrisis de armoede hier verder verergert. Ik schrok me rot toen ik die cijfers zag. Vóór corona hadden mensen meerdere, vaak zwartbetaalde baantjes. Dat inkomen viel weg door de coronacrisis. Met zestig euro leefgeld per week verlies je dan een aanzienlijk deel van je besteedbare inkomen.”
Verse producten
“In de eerste weken van corona brachten we daarom met allerlei vrijwilligers 750 voedselpakketten rond als acute hulp,” vervolgt Nico. “Tussen het idee en de uitwerking – fondsenwerving, bestellen, inpakken en bezorgen – zat ongeveer vier weken. In de eerste week kreeg ik een aanbod van tweeduizend komkommers. Prachtig natuurlijk, maar die zouden snot zijn tegen de tijd dat we de pakketten zouden bezorgen. Tegelijkertijd wéét je dat mensen ook dit soort verse producten nodig hebben. Zo kwam ik op het idee van een weggeefwinkel. Nu is het: zet maar neer, die komkommers. We delen ze wel uit.”
Linke loetjes
Anders dan bij de voedselbank, hoeven de klanten bij Yess! hun inkomen niet aan te tonen. “Ik ben heel blij met de voedselbank,” benadrukt Nico, “maar er zijn ook zo veel mensen die nog niet naar de voedselbank gaan. Een op de drie huishoudens leeft hier onder de armoedegrens, en zestig procent zit er net boven. Dat is dus bijna de hele wijk, hè? Daarom werken we hier bij de weggeefwinkel aan vroegsignalering. Gemiddeld wachten Rotterdammers vijf jaar voordat ze zich met hun financiële problemen melden, dus vijf jaar nádat ze hun eerste rekening niet meer hebben betaald. De schulden zijn dan inmiddels opgelopen tot 40.000 euro. En geloof me: als je de eindjes aan elkaar probeert te knopen, ga je rare dingen doen.”
Je wilt zo’n vrouw niet laten sterven van de eenzaamheid
Hij zucht: “Het criminele circuit is voor jou en mij misschien ver weg, maar voor alleen al de dames die hier werken… De linke loetjes weten ze echt wel te vinden voor hun criminele klusjes. Een van onze vrijwilligers heeft vijf maanden gezeten, omdat ze bolletjes ging slikken. Hoe eerder mensen in beeld zijn, des te sneller ze hulp kunnen krijgen. Daarom zit hier elke woensdag en donderdag een maatschappelijk werker in de koffieruimte. Ze heeft het nog nooit zo druk gehad als nu.”
Talenten
Vrijwilliger Mita wandelt de koffieruimte binnen met een volle vuilniszak. Nico kijkt op en glimlacht: “Mita wil graag begrafenisondernemer worden.” Mita’s mondhoeken krullen omhoog, haar ogen beginnen te twinkelen: “Ja, dat is echt mijn droom. In Curaçao heb ik altijd in de zorg gewerkt. Maar ze zeggen dat het nooit te laat is.” “Je komt er wel!” bemoedigt Nico haar.
Waar de weggeefwinkel voor zo’n 100 tot 150 mensen uit de wijk vooral armoedeverzachtend is, wil Nico met de inmiddels dertig vaste vrijwilligers juist een proces ingaan van armoedebestrijding. “Ik heb met elke vrijwilliger een gesprek van tevoren: wat wil je in het leven?” vertelt Nico. “Veel vrijwilligers zitten al zo lang in de shit, dat ze niet meer dúrven te dromen. De meesten zijn jong aan kinderen begonnen en hebben daardoor hun opleiding niet afgemaakt. Ze zijn gemiddeld 38 jaar – te oud voor een baantje als vakkenvuller. Bij de gemeente mogen ze dan in het bakje ‘geen eer aan te behalen’ zitten, hier kijken we graag naar wat wél goed gaat. Wat zijn de kwaliteiten die God ze heeft gegeven? Ik vind het een voorrecht hier hun talenten te zien opbloeien.”
‘Alleen maar thuis zitten’
Rond lunchtijd stapt Muazesure de winkel in. Haar vrolijk blauwe trui en zorgvuldig opgestoken haar contrasteren met haar vermoeide gezicht. Haar tienerzoon loopt mee naar binnen, want ze hebben vanmiddag samen een gesprek met de wijkagent. Haar zoon heeft illegaal vuurwerk afgestoken. “Met vrienden,” benadrukt Muazesure. “Uit zichzelf zou hij zoiets nooit doen.” Muazesure komt graag in de weggeefwinkel om even weg te zijn van huis, vertelt ze terwijl ze nieuw binnengekomen broodjes in zakken verpakt. “En dat geldt voor veel vrijwilligers. Van alleen maar thuis zitten wordt niemand beter.”
‘Een Grapperhausje’
Voor het raam staat een breekbare oudere vrouw. Ze spreekt alleen Portugees. In plaats van haar een brood te geven, stuurt Jade haar door naar de koffieruimte. Snel grist Jade een aantal producten uit de gesorteerde bananendozen. “Ze heeft in het ziekenhuis gelegen,” legt ze uit. “Te hoge bloeddruk en dat soort dingen.” In de verwarmde koffieruimte neemt Jade alle tijd voor de vrouw en probeert ze zich in het Spaans verstaanbaar te maken. “Nodig haar ook uit voor het seniorendiner,” oppert Nico, die even pauze houdt tussen alle belafspraken door. De vrouw knikt: ze eet graag mee. Er breekt een glimlach door op haar gezicht – ze geniet zichtbaar van alle zorg en aandacht.
Bij het afscheid geeft Jade haar een knuffel. “Een Grapperhausje,” verontschuldigt Nico zich terwijl hij het tafereel bekijkt. “Je wilt zo’n vrouw niet laten sterven van de eenzaamheid. Tegelijkertijd zou corona ook een drama zijn. Het blijft zoeken naar de balans tussen gezond en gezond: een gebedspuntje.”
‘Niet alleen brood’
“Ik zeg altijd: we delen hier niet alleen een brood uit, maar ook een glimlach,” vertelt Nico even later. “We kunnen niet alle problemen oplossen van de honderden mensen die hier langskomen. Maar we kunnen ze wel het gevoel geven: je wordt gezien, je hoort erbij. Waarom ik juist voor deze mensen zo veel liefde heb?” Hij is even stil. Dan, bedachtzaam: “Het meest christelijke antwoord is natuurlijk dat God ze ook liefheeft. Ze zijn zo… weerbaar en veerkrachtig. De vrijwilligers boenen de wc en vloer alsof ze hun eigen tanden poetsen. En waar doen ze het voor? Voor hun wijk. Dat is gewoon prachtig om van dichtbij mee te maken.”
Dit artikel is origineel gepubliceerd op de website van EO Visie. Het artikel is geschreven door Arianne Ramaker en de foto’s zijn van Folkert Koelewijn.