‘De nood, die er altijd al was, wordt door de crisis veel meer zichtbaar’, zegt Nico. Hij vertelt het verhaal over een vrouw afkomstig uit Moldavië. Haar kinderen (13, 15 en 18 jaar) wonen daar, bij haar 70-jarige moeder; de oudste zoon is gehandicapt. Ze probeert hier in Nederland via werk in de kassen geld te verdienen om hen te onderhouden. Maar de crisis heeft roet in het eten gegooid. Ze verkoopt nu straatkranten. Met ingang van 5 april loopt ze grote kans op straat te belanden, want de huur van haar kleine zolderkamertje kan ze niet langer betalen. Het is een uitgeleefde woning, waar allerlei mensen dicht op elkaar wonen. Vreemden voor elkaar. De muizen lopen door de slaapkamer. Het is er vies en onveilig. ‘Ze vertrouwt haar situatie aan God toe, maar is eigenlijk aan het eind van wat ze kan dragen’, meldt een van de diakenen, die contact met haar onderhoudt. ‘Ik weet dat ik niet de hele wereld op mijn nek kan nemen, maar ik ervaar dat God haar op mijn pad heeft gebracht. Ik ben al blij dat ze twee keer per week bij onze open maaltijd kan aankloppen voor een gratis afhaalmaaltijd, maar tegelijk is er veel meer nodig.’
Het is maar één van de voorbeelden waar de hulpverlening tegenaan loopt. ‘We proberen nu een noodfonds op te zetten, om dit soort schrijnende situaties te verlichten. Als deze vrouw op straat belandt met alle gevolgen van dien, is de maatschappelijke schade toch groter dan het huurbedrag van zo’n kamertje?’
Ninny Duarte Lopes, een van de gemeenteleden van Geloven in Spangen, stuurt via de app een rapportage van haar bevindingen. ‘Bij zoveel mogelijk mensen langsgeweest. Een praatje, een spelletje, een psalm, een voorleesmoment, een bewegingsactiviteit. De dag vloog voorbij.’ Het ‘mooiste moment’ was voor haar dat ze een stokoude dame (97) even via een videoverbinding kon laten praten met familieleden. ‘De familie was zichtbaar aangeslagen, omdat ze al enkele weken niet op bezoek konden komen bij hun oma, moeder en tante.’
Een andere cliënt vertelde geen Bijbel te hebben. ‘Op mijn vraag of ze er één wilde dat ik er één zou regelen, zei ze volmondig: ja, graag.’